Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Arams zonen waren [82]Uz, en [83]Hul, en [84]Gether, en [85]Maz. 82. Hebr. Uts. Men houdt het er voor dat deze de stamvader is van de bewoners van het land Trachonitis; volgens het gevoelen van anderen, van enigen die omtrent Idumea woonden. Zie van Utz (Uz,) Job 1:1; Klaagl.4:21. 83. Van dezen meent men, dat zij het land der Palmyrenen in Syrie bewoond hebben, of Armenie. 84. Van dezen waren de Bactriers, of die Apamene in Syrie bewoonden. 85. Anders, Mesech, 1 Kron.1:17, die bewoond heeft [zoals men meent] het opperdeel van Syrie tussen Cilicie en Mesopotamie, aan een gedeelte van den berg Aman genaamd Masius; anderen plaatsen hen in Mysie.